Het wonder van Boxtel - 1380
De geschiedenis van het Heilig Bloed van Hoogstraten vangt aan omstreeks 1380 in het Noordbrabantse stadje Boxtel (Nl).
In dat jaar stootte priester Eligius van den Aker (rector van het Heilige-Geestaltaar in de kerk van Esch) per ongeluk de kelk met geconsacreerde wijn om, toen hij de Heilige Mis opdroeg aan het altaar van de Heilige Driekoningen in de kerk van Boxtel.
De witte wijn vloeide over corporale en altaardwaal, waarbij de witte wijn onmiddellijk bloedrood kleurde, het bloed van Christus.
Eligius was door dit mirakel ten zeerste ontsteld. Hij nam de doeken in het geheim mee naar zijn huis, waar hij alles in het werk stelde om de rode kleur weg te krijgen. Hij waste ze, bleekte ze, behandelde ze met loog... tevergeefs. De rode vlekken waren niet weg te krijgen, ze zijn vandaag de dag nog steeds zichtbaar. Ten einde raad bewaarde Eligius de doeken op een veilige plaats.
Op zijn sterfbed bekende Eligius het voorval aan zijn biechtvader, overhandigde hem de twee doeken, en gaf de toestemming om het gebeuren bekend te maken. In het bijzijn van zeer betrouwbare getuigen werden de doeken overgebracht naar de kerk.
Uiteraard ontstond er grote beroering onder de Boxtelse bevolking: de mensen wilden de doeken zien, aanraken, vereren. Dit ging natuurlijk niet zo maar, de kerkelijke voorschriften ter zake moesten nageleefd worden.
Zo vlug als doenbaar was trokken de afgevaardigden van Boxtel, onder leiding van Willem van Meerhem, feodale heer van Boxtel, naar de pauselijke gezant die voor de kerkelijke zaken in de Nederlanden verantwoordelijk was: Kardinaal Pilaeus, die resideerde aan het hof van Koning Wenceslas in Frankfurt am Main.
(Tussen haakjes, u moet het u eens proberen voor te stellen. Veertiende eeuw, een reis met paard en wagen naar het verre Frankfurt, over de grenzen heen, langs erbarmelijke wegen, onbekende streken, dorpen en steden. Zo’n vierhonderd kilometer…).
Maar de Boxtelaren hadden hun pleidooi goed voorbereid. Ze kwamen terug met een akte, geschreven en ondertekend door Kardinaal Pilaeus, gericht aan de Heer van Meerhem én de Boxtelse bevolking, waarin toelating werd verleend om de doeken één maal per jaar aan het gelovige volk ter verering te tonen. Deze akte is gedateerd: 12 juni 1380.
Na het bekendmaken van de akte van Kardinaal Pilaeus groeide de verering van het Heilig Bloed in Boxtel. Veel concreets is hierover weinig bekend, aangezien er weinig of geen geschriften ter zake bestaan, de boekdrukkunst door Gutenberg pas in 1448 werd uitgevonden...
We weten wel dat de toeloop voortdurend aangroeide en een ongeziene hoogte bereikte in 1625, toen zo’n 30 tot 40.000 bedevaarders werden geteld. We weten ook dat er in Boxtel reeds vele jaren een processie uitging, waarin de Heilig Bloeddoeken werden getoond, want op 23 mei 1540 ontstond brand kort vóór 12 uur, toen de processie van het Heilig Bloed terugkeerde naar de kerk. Huizen, herbergen, de wagens en huifkarren van de bedevaarders… werden vernield.
Maar verering en processie bleven bestaan, zelfs tijdens de tachtigjarige oorlog.
Uit wat we weten van het leven van Eligius van de Aker (het gebeuren in de kerk, zijn verdere leven, overlijden, wat daarna gebeurde met de doeken…) mogen we afleiden dat het Heilig Bloedwonder heeft plaatsgevonden tussen 1350 en 1380.